Kaleider’s Requiem
Kaleider
Omschrijving
Een hedendaags requiem voor onze wereld en voor het leven op deze planeet.
Het publiek ziet vijf performers een metafoor bouwen voor de toestand van de wereld, op een epische muziek die wordt vermengd en versterkt door de ademhaling en hartslag van het publiek. Aan het begin van de voorstelling dragen performers tientallen grote objecten naar het midden van de speelruimte. Ze zien eruit als onderdelen van een constructie gemaakt van gevonden materialen: riet, katoen, metaaldraad. De performers knopen en bouten de objecten aan elkaar en verbinden ze met andere structurele elementen die al op de grond liggen. Ze vormen een lange, dichte stapel in een ordelijke maar onherkenbare wirwar, bijna 20 meter lang en een paar meter breed.
Terwijl ze beginnen te bouwen, begint de muziek, eerst zachtjes. Mooi, verlangend, meeslepend. De bewegingen doen denken aan een klassiek requiem, maar met een eigentijdse flair. Naarmate de opbouw vordert, komen enkele performers naar het publiek toe en tussen hen in. Een performer vraagt het publiek om adem te halen – een instrument registreert hun in- en uitademing. Een ander, met een ander instrument, vraagt of het oké is om het ritme van hun pols op te nemen. De hartslagen en de ademhaling van het publiek worden door een andere performer achter een geluidstafel in de muziek gemengd. De melodie en het ritme van de compositie escaleren, wekken leven op bij het publiek, en het nummer wordt steeds luider.
De performers zijn methodisch en geconcentreerd. Ze bewegen steeds sneller, voegen hun objecten samen en verzamelen zich aan weerszijden van de vreemde, lange stapel riet. Samen grijpen ze touwen en wielen vast en trekken, roepend naar elkaar. De muziek zwelt aan en wordt urgent. En dan verandert alles. Het beeld ontvouwt zich. In één geleidelijke, expansieve beweging bloeit het op tot een enorme ribbenkast, 4 meter hoog en 20 meter lang. Skeletachtig, organisch, mechanisch. Het publiek staat voor een enorm, mythisch wezen. Zijn dit de overblijfselen ervan, na zijn dood – of is dit een futuristische levensvorm? Het wezen ontvouwt zich door en rond de omringende architectuur, de ribben doorsneden door bomen of lantaarnpalen.
Het landschap transformeert: in een archeologische vindplaats, overwoekerd? Of is er iets uit een andere tijd of plaats in het heden terechtgekomen? De taak is nog niet volbracht. De performers binden hun touwen vast en verankeren het wezen op zijn plaats. Ze gebaren naar elkaar met steeds grotere bewegingen, roepen, coördineren hun bewegingen naarmate ze bijna klaar zijn. Bijna paniekerig slepen ze nu lichtjes in de ribben van het beest, vullen het met lichtstralen en werpen schaduwen op de grond. De muziek, die zijn hoogtepunt al leek te hebben bereikt, bouwt zich steeds verder op. Koorachtig, instrumentaal en steeds hoger, het requiem is onbeschaamd groots, episch. De beat wordt dieper en omhult de scène. De urgentie van de performers neemt toe en wordt bijna wild met de muziek, terwijl ze het volume opvoeren. Ze haasten zich langs de ruggengraat van het wezen en vullen deze met nevel, die het licht vangt, waardoor de hele scène oplicht. Het is overvloeiend, dramatisch, voorbij verzadiging: kleur, licht, geluid, beweging.
Een performer grijpt met beide handen een handvat van een gigantisch wiel vast en draait het, in een krachtig, gestaag ritme. Het wezen ademt. Ademt, houdt het ritme aan van de adem die met de muziek vermengd is. Het komt tot buitengewoon leven, onheilspellend en levendig. De ribben zetten uit. Dan weer samentrekkend. In, uit. Eindelijk – eindelijk – stopt de melodie, krakend en zwevend. En in de leegte, zonder een tel te missen, gaat de ademhaling door. De tijd wordt opgeschort. De spanning van de muziek wordt vervangen door gevaarlijk, fragiel leven. Oververzadiging smelt weg in catharsis. Stabiel, ritmisch, houdt het ademende wezen iedereen stil: performers, publiek. Het is onze adem, ons wezen, onze wereld: iets doods dat nog steeds leeft, waar we plotseling samen mee geconfronteerd worden. Mooi en duister. In de stilte kijkt het publiek zichzelf aan. Onszelf. De ademhaling gaat door. Langer dan verwacht, waardoor de ervaring dieper wordt.
Geleidelijk keert de melodie terug. Ze cirkelt terug naar een refrein van het begin, nu vertrouwd. Nog steeds majestueus en onbewogen, pakt het het publiek op en voert het mee naar het einde. Het requiem nadert zijn einde, de artiesten dimmen de lichten en stappen weg. Na het einde gaat het wezen verder, ademt met ons mee, nu in stilte, dood en levend.
Requiem. Een muzikale compositie voor de rust van de zielen van de doden. Een daad of teken van herinnering. Middelengels requiem, van het Latijnse (accusativus) requies, wat ‘rust’ betekent.